Rss Feed
Tweeter button
Facebook button
Technorati button
Myspace button
Linkedin button

Over pilaarheiligen en kindermisbruik

foto via adolphus.nl

(tekst uitgesproken tijdens LidMadame 4, 4 november bij bistrot Madame van Dam in Heerlen)

De pilaarheilige Simeon de Styliet de Oudere, even uitleggen: een pilaarheilige is niet iemand die de deur van de kerk platloopt, dat is een pilaarbijter! Het is ook geen stenen heilige die tegen een pilaar is gemetseld, dat is geen echte heilige maar een afbeelding en een schending van de Oudtestamentische geboden waarin alleen nog joden en moslims geloven  –

Nee, Simeon was een schaapsherder die in het jaar 410 de roeping voelde om in het klooster te gaan, daar twee jaar later weer uitgekieperd werd omdat hij mateloos was in het vasten en zelfkastijding, en toen kluizenaar werd bij een klooster tussen het nu Turkse Antiochië en het nu Syrische Aleppo. Tien jaar later werd hij ongewild het middelpunt van pelgrimages, en bedacht zich dat hij wat meer solitair zijn boetedoeningen kon doen door op een pilaar te gaan zitten. Dat bleek een misverstand, want de pelgrims bleven toestrroomen. Maar Simeon bleef consequent: zijn pilaar werd steeds hoger, zijn laatste pilaar mat 18 meter. Het antwoord van de pelgrims was de bouw van een gigantische basiliek rond de pilaar, de enige kerk die niet gedomineerd wordt door een altaar maar door een zuil met daarop een levende man die nog niet eens priester was. De resten zijn nog te bewonderen in Qalat Sim ‘An.

Ruim zestig jaar na de dood van Simeon de Oudere wordt in Antiochië Simeon de Jongere geboren. Op zijn zesde wordt hij kluizenaar bij een andere styliet, Johannes. Op zijn veertiende krijgt hij zijn eigen zuiltje. Het blijft nog een jaar of twaalf behelpen met de zuilen die waren achtergelaten door voorgangers, tot hij op zijn 26e eindelijk een speciaal voor hem opgerichte zuil mag beklimmen, en daar komt hij dan ook niet meer van af in de 45 jaar die hij nog te leven had. Hij geldt als de intellectueel van de twee Simeons, hij liet talloze geschriften na: brieven, hymnen en preken want hij was tussendoor ook nog priester geworden. Op afbeeldingen zien we pelgrims op ellenlange houten trappen die tegen zijn pilaar staan, om van de levende heilige de communie te ontvangen.

Voor de volledigheid: er is nog een derde Heilige Simeon, die eveneens afkomstig is uit de Byzantijnse wereld en die op zijn reizen op zijn minst nog de nadagen van de stylieten moet hebben meegemaakt. Hij werd later op missie gestuurd vanuit Constantinopel naar het Duitse Trier. Hij had een nogal eigenzinnige invulling van zijn missionaire taak: in 1028 liet hij zich inmetselen in de Porta Nigra. Met succes: hij werd de tweede persoon die ooit werd heiligverkaard, in 1042. Ik weet niet of het belangrijk voor u is, maar ook de eerste door een paus gecanoniseerde heilige had ook al met Duitsland te maken: de heilige Udalricus van Augsburg, anno 993.

De Stylieten vochten hun onderlinge geloofstwisten uit door elkaar toe te roepen vanaf hun pilaar. Op ieder heuveltje stond wel een pilaar met iemand erop, dus ze konden elkaar goed zien. Het dal van de stylieten was een geliefde bestemming voor de damestheekransjes uit de rijke buitenwijken van Antiochië. De godsdiensttwisten tussen de Stylieten beleefden in de zomermaanden hun apotheose als tijdens hevige onweersbuien God zelf met een bliksemschicht besloot wie van de heren als ketter ter aarde stortte. Dat waren spannende tijden.

Op een pilaar gaan zitten, je laten inmetselen.. hadden ze het daar maar bij gelaten, de katholieken. Maar nee hoor. Ze moesten zo nodig naar de mensen toe.

Ergens in de elfde eeuw moet het uit de hand gelopen zijn, toen een eremiet met een neus voor public relations het religeuze zwijgen verbrak en een loketje liet aanbrengen in zijn cel. Daarmee gaf hij aan dat er met hem te praten viel. Dat was niet aan dovemansoren gezegd, want binnen de kortste keren kwamen hele volksstammen naar de eremiet om, zoals hij dat noemde, zich te bekeren.

Een nieuw elan maakte zich van de mensheid meester: Iedereen mocht zijn eigen zuil oprichten, kortom dames en heren, ik maak nu een forse sprong in de geschiedenis want anders sta ik hier over vier uur nog, we gingen spreken over de verzuiling.

Na de reformatie hadden de katholieken een paar eeuwen nodig om bij te komen van de klap, maar in 1864 komt paus Pius de Elfde met de encycliek Quanta Cura, tegen de dwaling van het Liberalisme. Al vier jaar later komen de pas benoemde Nederlandse bisschoppen met een amendement, een bisschoppelijke richtlijn: Een goed katholiek stuurt zijn kinderen naar een katholieke school. Er bestonden alleen openbare scholen, dus er was werk aan de winkel. De eeuwenoude kloosterordes konden de vraag naar katholiek onderwijspersoneel niet bijbenen, dus kwamen er nieuwe ordes voor mannen en vrouwen, congregaties genoemd. Naast de katholieke scholen kwamen er katholieke ziekenhuizen, katholieke weeshuizen, katholieke parochiehuizen, uitgeverijen en kranten, noem maar op. De katholieke zuil werd een volledige samenleving binnen de grote samenleving, dat was hun idee van integratie.

Maar het vrat personeel. Congregaties die vaak plaatselijk begonnen, opgericht door een pastoor of kapelaan zoals in 1840 meneer Rutten in Maastricht en in 1872 meneer Savelberg in Heerlen (zie hier tegenover) groeiden uit tot ware multinationals toen de emancipatiedrang overbubbelde naar verre streken waar de mensheid ook gered moest worden. Geld was er genoeg, vooral dankzij de katholieke politici die er in het begin van de 20ste eeuw voor zorgden dat katholieke scholen en ziekenhuizen evenveel kregen als de openbare instellingen. En voor de personeelswerving had men een slim concept bedacht: vrouwen konden so-wie-so al geen priester worden, waarom dan voor mannen wel zo’n jarenlange dure opleiding met Latijn en Grieks? Met een beetje Godsvrucht en de nodige gehoorzaamheid was je binnen een jaartje of wat klaar te stomen voor een levenlang in habijt. Het personeel opleiden gebeurde intern, pas 60 jaar na de oprichting van de Broeders van Maastricht, gespecialiseerd in onderwijs, kwam er een eerste kweekschool.

De kloosters puilden uit in de eerste helft van de vorige eeuw, ze werden groter en groter, en dat gold ook voor de instituten die ze beheerden: kostscholen, ziekenhuizen, kinderbeschermingsinternaten. Allemaal gebaseerd op godsvrucht en gehoorzaamheid en dat was ruim voldoende voor de opvoeding van kinderen en het verplegen van zieken, dat vonden de bisschoppen althans. Controle van buitenaf was niet wenselijk en trouwens onmogelijk..

Waar dat toe geleid heeft weten we dankzij onze stadsgenoot Joep Dohmen en zijn boek: Vrome Zondaars. Hij beschrijft vooral kinderen in internaten die het midden houden tussen een gevangenis en een gekkenhuis. Pedofielen, sadisten en terroristen sluipen over de slaapzalen, en volslagen gekken zoals die broeder in Breda die zijn pupillen met een stuk hout op de blote billen sloeg terwijl hij riep “Zalig Pasen! Zalig Pasen!”. Een andere broeder placht de kinderen aan te spreken als: “Vieze Vuile Honden”. Het internaat werd decennialang van nieuwe kinderen voorzien door de Katholieke Kinderbescherming.Voor veel jongens en meisjes moet het zijn geweest alsof ze zonder schuld in een strafkamp waren terecht gekomen. Dohmen beschrijft de Goelag-archipel van het Nederlandse katholicisme, ik vrees dat de duizenden slachtoffers van de 444 gesloten katholieke inrichtingen zich later hebben herkend in de boeken van Solsjenitsin en Primo Levi.

Het gruwelijkst zijn de verhalen van de weesjes die, voorzien van een nummer, hun hele jeugd uitzaten onder voortdurende dreiging van mishandeling en verkrachting. Als de congegaties al niet zelf aan het uitsterven waren, zouden ze op grond van de wet op criminele organisaties, de anti-maffiawet, moeten worden afgeschaft.

Ach God, hoor ik u zeggen, toch niet die lieve oude zuster Immaculata van hiertegenover?

Ik geef het toe: ik maak me schuldig aan een barbaars oog-om-oog, tand-om-tand denken, zo nu en dan speelt mijn eigen seminarietijd mij parten. Noem het sharia, en ik ben er tegen. Maar mag ik dan wel even verwijzen naar die christelijke tijdgenoten van de profeet Mohammed die hun gekte niet op kinderen uitleefden maar zich wijselijk terugtrokken op een pilaar?

Article by Hans Op de Coul

Hans Op de Coul Hans Op de Coul (1948) studeerde sociaal-cultureel werk aan de Katholieke Sociale Academie in Enschede. In 1976 koos hij voor de journalistiek. Hij werkte dertig jaar bij de Limburgse publieke omroep.Vanaf 1990 hield hij zich als eindredacteur vooral bezig met cultuur, met inbegrip van de volkscultuur. Publicaties: “Maar er is meer”, de geschiedenis van de poëzie van Limburg in de twintigste eeuw (met Ine Sijben en Ben van Melick) Maastricht, 1999. “Voorlopig zijn wij onder ons”, over dialect, identiteit en de Limburgse publieke omroep 1945-2005, (eindredactie) Roermond, 2006 In 2008 nam hij afscheid met de tiendelige radioserie “Limburg, de Mythe”. Hans Op de Coul woont en werkt in Heerlen als zelfstandig cultuuradviseur. Hans Op de Coul tagged this post with: Read 7 articles by

Email

Categories

Like us

Afgrond Archief

Better Tag Cloud