Nico Dijkshoorn en Herman Brusselmans. Het lijkt op voorhand een gouden combinatie. Twee rap van de tongriem gesneden vijftigers met een vlotte pen. Maar er zijn meer overeenkomsten. Beiden werkten aan het begin van hun loopbaan als bibliothecaris en beiden hebben een hoog rock ‘n roll-gehalte. Muziek speelt dan ook een belangrijke rol in hun oeuvre. Dijkshoorn is naast schrijver ook gitarist, Brusselmans (ex-)drummer. De aankondiging van hun naamloze show schept daarom hoge verwachtingen: “Geen piano en een klein liedje maar een drumstel met echte mannenstokken en een gitaar vol vet.” Desondanks speelt muziek in de voorstelling een marginale rol. Zonder drumstel. Een gemiste kans.
Het decor bestaat, naast een tweezitsbank en een katheder, uit drie gitaren, een vintage versterker en een oude koffergrammofoon waarop de hoes van Neil Young’s After The Goldrush prijkt. Toch bevat de voorstelling voornamelijk gesproken woord. Brusselmans en Dijkshoorn dragen voor uit eigen werk, waarbij de eerste met zijn karakteristieke stijl de lachers het meest op zijn hand heeft. Met zijn ongerijmde en nietsontziende introductie van Dijkshoorn kent de voorstelling een vliegende start en wordt de toon gezet.
Brusselmans rijgt zijn woorden op droogkomische wijze, in eindeloze zinnen vol absurdistische zijsprongen, aan elkaar en vliegt er af en toe met gestrekt been in. Bijvoorbeeld als hij op keiharde doch geestige wijze de grond aanveegt met Nelson Mandela, André Hazes en Goedele Liekens. Met zijn grappen over Joden en Auschwitz zoekt hij nadrukkelijk de grens op maar Brusselmans komt er moeiteloos mee weg door het in het bizarre te trekken.
Dijkshoorn is aanzienlijk milder en wisselt zijn gebruikelijke gedichten en beschouwingen af met verhalen die niet zelden ontroeren. Bijvoorbeeld over de aanschaf van een uglydoll: “Ik trok het plakband er af, deed de klepjes open en mijn hart brak. Zelden heb ik een wezen zo eenzaam in een doosje zien liggen.” Of over de troost die Coldplay zanger Chris Martin hem schonk in een filiaal van McDonalds, gevolgd door een intense uitvoering van Coldplay’s Yellow op steel guitar. Maar als altijd is Brusselmans niet te beroerd om ons met beide voeten op de grond te kwakken: “Een prachtige uitvoering van een kútnummer.”
Een mooi verhaal over de Amerikaanse countryzanger Dale Watson leidt tot een Nederlandstalig countrynummer over een lekke band. Dijkshoorn’s kwaliteiten als gitarist doen dan verlangen naar meer. Maar behoudens een korte blues pastiche aan het slot, staan de gitaren er vooral als decorstuk bij. Ook de koffergrammofoon blijft jammerlijk onberoerd. Dijkshoorn en Brusselmans zorgen dientengevolge voor een uiterst vermakelijke avond, maar ik kan me niet onttrekken aan het gevoel dat er meer in had gezeten.
Nico Dijkshoorn & Herman Brusselmans stonden 24 februari jl. in de Limburgzaal van het Parkstad Limburg Theater in Heerlen.