Op nen dag
Op nen dag dreenk iej gin Grolsch meer…
loop iej nich meer deur de stad.
Al oew’ wille en al oew hartzeer
he’j dan had.
Ja. Vandaag dacht ik: misschien worden die verhaaltjes voor Lid Madame wel een soort biografie in columns. Het zal wel aan mijn leeftijd liggen, vorige maand 62 geworden; of misschien komt het door het in Rotterdam op het toneel verschijnen van mijn eerste kleinzoon, zeven maanden geleden, en de behoefte die jongen zoveel te vertellen, zoveel, alles te vertellen. Zodat hij alles weet van Limburg, waar zijn achternaam vandaan komt. En natuurlijk alles van zijn opa die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw op twee verschillende katholieke seminaries zat. En hij moet weten wat katholiek is, denk ik dan, zijn vader, mijn zoon is al niet meer gedoopt en van zijn moeder heb ik zelfs geen idee of ze in enige religie is opgevoed, laat staan welke.
Vorige week was hij, mijn Rotterdamse kleinzoon, voor de eerste keer van zijn leven met zijn ouders op vakantie. In Twente, in zo’n huisje op een vakantiepark. Ik bijt op mijn tong als mijn zoon zijn reisbestemming doorgeeft. Ga je ook met hem naar Enschede?, wil ik hem vragen. Waar zijn opa is geboren en zijn jeugd doorbracht voor hij aan het reizen sloeg langs seminaries en Limburgse dorpen en steden? Belachelijk. Ik heb het nooit nodig gevonden om mijn eigen zoons mee te slepen naar Enschede. Dat leek mij veel te deprimerend voor die kinderen. Een failliete textielstad, zoiets als Heerlen tot voor een jaar of tien. Daar ga je je nageslacht niet mee belasten. Wat moet mijn Rotterdamse kleinzoon daar zoeken met zijn levenservaring van amper zeven maanden?
Het stukje Twents dat ik net voordroeg, een parodie op een reclamespot van het Twentse biermerk Grolsch, is trouwens van Willem Wilmink. De schrijver en vertaler die twaalf jaar voor mij geboren werd op het Hogeland in Enschede, aan de Javastraat, en die in dezelfde straat 66 jaar later is overleden. Ik ben geboren en getogen in de Boeroestraat en iedereen die nog iets weet van de Nederlandse kolonieën begrijpt dat die straat in de buurt moet liggen van de Javastraat. Wilmink zal er te voet zo’n kwartiertje over hebben gedaan om in zijn stamkroeg te komen. citaat:
In Het Bolwerk bij de Markt / wil ik overlijden, / met een Duvel van het schap / voordat ik moet scheiden.
Het Bolwerk, ik ben er vaak geweest. Sterker nog: ik weet zeker dat het aan mijn studentenvrienden te danken is geweest dat de oude kroeg de jaren zeventig heeft overleefd, toen de Walstraat vergeven was van disco’s en rare barretjes met Spaanse namen. Wij namen de kroeg in gebruik inclusief de bejaarde kroegbazin in witte jas die nog leverworst in het zuur verkocht. Urenlange discussies aan tafels met vloerkleedjes er op, het was een verademing dat je elkaar kon verstaan. Toen al nostalgisch, oude mannen in de dop. In het Bolwerk ontstond de eerste Nederlandse dialektgroep Normaal. Wij hebben het Bolwerk bewaard voor Willem Wilmink die er in de jaren negentig zijn laatste dagen zou gaan slijten. Ik zie hem schrijven, op een bierviltje:
Als ik dood ben, moeten jullie / mijn verhalen doorvertellen. / Als iemand getroost moet worden, / kunnen jullie altijd bellen. In het stralendst van de hemel / zal ik niet zijn neergezeten / want daar is allang geen plaats meer / voor neurotische poëten, Ik ben niet meer op aarde, / maar je kunt me heel goed vinden: / bel gewoon Harry Bannink / en hij zal je doorverbinden .
Ha! Harry Bannink, geboren op de Lipperkerkstraat, ook zo’n lichtvoetige bard uit Enschede, begenadigd huiscomponist van Annie M.G. Schmidt en zoveel anderen. Bannink is een belangrijke drijfveer geweest voor mijn puber-hobby: cabaret. Ik zal een jaar of vijftien zijn geweest toen ik voor mijn verjaardag een Grundig Bandrecorder kreeg en vanaf toen nam ik alles wat maar op cabaret leek en op de radio kwam, op. Tot ik dat allemaal te omslachtig vond en zelf dingetjes ging schrijven.
En Finkers? Herman Finkers, wat heb je daar mee? Voor Heerlenaren zal het een detail zijn, maar Herman Finkers komt wel uit Twente, maar niet uit Enschede. Hij is van Almelo, ook een failliete textielstad maar dan kleiner. Finkers is een stuk jonger dan ik, maar ik voel me er sterk mee verwant. Finkers is, zoals ik, groot gebracht binnen het katholieke volksdeel van Twente. Niet de grootste groep, zeker niet in de Twentse steden waar de meeste mensen “niks”waren en socialistisch of communistisch stemden. Maar er waren nog wel enkele dorpen die katholiek waren, zoals Oldenzaal, waar het carnaval groots wordt gevierd en waar mijn vader en zijn broer jaarlijks werden gevraagd om in de jury van de optocht te komen zitten vanwege een vermeende deskundigheid die voortkwam uit het gegeven dat ze de dichtst bijzijnde Limburgers waren.
De 1050 jaar oude Plechelmusbasiliek in Oldenzaal was voor ons, Twentse Katholieken, een symbolisch gebouw. Natuurlijk was de Grote Kerk op de Markt in Enschede ook een hele oude kerk, maar die hadden de protestanten ons al eeuwen geleden afgepakt. De Plechelmus, daar had nog nooit een protestant met zijn schismatieke tengels aangezeten. Herman Finkers heeft er in de afgelopen jaren persoonlijk voor gezorgd dat de basiliek niet voor de eredienst verloren is gegaan.
Ja, Herman Finkers is nog steeds rooms-katholiek, en dat wil hij weten ook.
citaat: “ik zie in het decolleté van mijn vrouw de Hand van God”.
En hij meent het ook nog. Geloof, religie en humor zijn oplossingen voor de tegenstrijdigheden van het leven, zegt hij. Het leven is een paradox, je doet veel moeite om het leven mooi te maken, en je weet dat je toch doodgaat. Dus mensen kunnen wel een steuntje in de rug gebruiken. Hoewel? “Geef mij in Godsnaam iets wat niet te begrijpen is”, bidt Finkers. Want daar maakt hij cabaret van.
In een discussie met dominee Anne van der Meiden, die hij hielp met zijn bijbelvertaling in het Twents, zegt hij: “Jullie protestanten zijn altijd bezig met de Waarheid. Katholieken, die nauwelijks in de Bijbel lezen, geloven meer in de Schoonheid”.
En dan zitten we vlakbij Reve, die overigens ook zijn roots in Twente had. Reves communistische vader was vanuit Enschede naar Amsterdam gevlucht. Ik herinner me zijn oom, de jongere broer van zijn vader, een stuurse om niet te zeggen norse man, die in de Oldenzaalsestraat een handel in huishoudelijke artikelen dreef. Met een neefje van de broers van het Reve, een studievriend, heb ik in het Bolwerk heel wat potten Grolsch naar binnen geslagen, ondertussen discussieerend over het geloof. Want die tak van de familie was ook katholiek.
Tussen 2000 en 2007 heeft Herman Finkers een, min of meer gedwongen, pauze ingelast. Hij was ziek, maar hij had ook, volgens hemzelf, nog maar weinig te zeggen. Die show heet dan ook veelzeggend: Voor de pauze. In de jaren daarna vocht hij tegen zijn ziekte, maakte films en documentaires en gebruikte drie jaar om zich te bekwamen in het Gregoriaans. In 2007 was hij terug met de show: Na de Pauze. Die show begint met een psalm in het Twents. Het is psalm 131, een van de liederen van David, die ik eerst in het Nederlands zal voorlezen.
Helaas is de bron overduidelijk protestants. Dat komt omdat ze na het Hollandse schisma een andere nummering hebben toegepast, de katholieke nummering en de bijbehorende psalmvertaling heb ik niet kunnen vinden, maar ach, de Statenbijbel is toch de basis van het Nederlands hoorde ik laatst een calvinistische neo-koloniaal zeggen, dus daar gaat-ie:
- Een lied Hammaaloth, van David.
O Heere! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk.
- Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.
- Israel hope op den Heere van nu aan tot in der eeuwigheid.
Dan zeg je als ex-katholiek amen, schudt het maar in mijn pet.
Toch nog een wonder dat ze al die katholieken in ons land ooit Nederlands hebben kunnen leren. Maar op wonderen hebben dan ook alleen katholieken het patent.
Maar dan het Twents van Anne van der Meiden en Herman Finkers. Voor een beter begrip: Stilween is het Twentse woord voor Gebed, stilwezen dus.
Luuster noa mien stilween
(‘n Bedevaartsleed, van David.)
Mien herte is nich greuts,
ik kiek nich astraant oet de oog’n;
ik hoal miej nich gängs met grote zaak’n,
met wat miej boaven ‘t benul geet.
Nee, ik heb miejzölf tot röstbracht,
ik bin stiller wörd’n,
zo as nen kleanen biej de moo lig,
as zonnen kleanen, zo bin ik.
Zo zou ik willen dat David het bedoeld heeft. De Waarheid kennen we niet, de Schoonheid ligt binnen ieders handbereik.
En dan helemaal tot slot van deze avond een gebedje van Finkers dat heel erg dicht bij Reve ligt:
… Almachtige Vader, Pappie
Wilt geven dat wij vaker slachtoffer worden van een onweerstaanbaar
Plezier en daarbij niet weten te vermijden anderen aan te steken.
Dank u voor de aandacht.